maandag 10 augustus 2015

LA SINGULARITÉ IS DE BIJZONDERHEID


De 'Bijzonderheid', is de nederlandse vertaling voor de franse naam die aan  plantage la Singularité werd gegeven ten tijde van de koloniale overheersing van Suriname. De plantage La Singularité was eind 1774  gesticht als een koffie plantage, die  later werd omgevormd tot  een suiker plantage  in het Commetewane gebied aan de Cottica rivier, in het huidige district Commewijne.
De Surinaamse Almanac van 1835 vermeldt dat 230 tot slaaf gemaakte mannen, vrouwen en kinderen  op La Singularité  suiker produceerden op de 1000 akkers van deze plantage, die begin 19de eeuw eigendom was van Majorin Elisabeth Bijval, gehuwd Buschman. Het bijgevoegde krantenbericht maakt melding van de verkoop van de plantage La singularité in  mei 1841 door F.R Buschman.


De  familie Buschman diende op 5 April 1841 een verzoek in voor vertrek naar het buitenland.                                         

                                                        





Twee jaar later doen haar broer Ernst Matroos en kinderen  Buschman  aangifte van het overlijden van Majorin Elisabeth Buschman in London .

Dit verhaal zou een van de vele onbekende verhalen zijn gebleven voor mij, als ik niet in het slavernij verleden van mijn familie was gedoken. Ik onderzocht met name  de familie van Antoinette Francoise Johanna Matroos  gehuwd Tjoe Nij, mijn grootmoeder van vader's kant. 
De bijzonderheid is dat de eigenares van La Singularite′  Majorin Elisabeth Bijval,  gehuwd Buschman, de dochter was van  Betje van Beeldsnijder en samen met haar broer Ernst Matroos wordt vermeld  op het overlijdensbericht van hun moeder Betje van Beeldsnijder.

Familiebericht Surinaamsche courant 28-03-1830 Op den11 dezer overleed alhier onze tedergeliefde  Moeder.BETJE van BEELDSNIJDER; en verliet alzoo dit tijdelijk verblijf, in den gezegende ouderdom van 88 jaren. , Rust in Vrede. Paramaribo den 25 Maart 1830 ' M. E. BUSCHMAN. E. MATROOS. ' Mede voor de verder Familie.

Elizabeth Bijval also known as Betje Van Beeldsnijder   

1742 - 1830                                                                                                            

Life History

1742
Born in Suriname 
28th Nov 1776
Birth of daughter Majorin Elizabeth Bijval in Suriname
27th Oct 1779
Birth of son Castor Jacob Matroos in Suriname
27th Oct 1779
Birth of son Pollux Ernst Matroos in Suriname
1793
Death of Wolphert Jacob Beeldsnijder Matroos in The Hague, Zuid-Holland, The Netherlands
1817
Death of son Castor Jacob Matroos
11th Mar 1830
Died in Paramaribo, Suriname  (source: drewry.net )

Het zoeken naar je roots als Surinaamse creoolse opent al heel snel de gapende wond van het onverwerkte en onbeschreven slavernij verleden dat nog geen twee eeuwen verwijderd is van onze moderne geschiedenis.  De eigenaar van de 230 tot slaaf gemaakte mensen op la Singularité was Majorin Elizabeth Bijval. Zij werd in 1780 als een van de drie 'onechte' kinderen van de mulattin Elizabeth Bijval in Paramaribo gedoopt, samen met haar tweeling broertjes Castor Jacob van Matroosen en Pollux Ernst van Matroosen.

Tekst doop register nederlands gereformeerde kerk  1780 december 14 zijn door mij ondergeschreevene in de kerk van Paramaribo gedoopt drie onechte mustise kinderen met namen De eerste Elizabeth Bijval geboren 28 november 1776, De tweede Castor Jacob van Matroosen en de derde Polux Ernst van Matroosen, geboren den 27 oktober 1779 zijnde tweelingen. Alle drie gebooren uijt de mulattin Elisabeth thans behorende aan W: J: Beeldsnijders Matroos. Getuigen Daniel van Claveren (was get:) J: C: de Cros V:D:M:

Archiefstuk ARA, Oud archief Burgerlijke Stand Suriname, inv.nr. 10, kerkboek 1770 - 1792 (Paramaribo)
Code microfiche Enz. Ned. Ger. Gem. D. 1770 - 1792 / 5 (Paramaribo)

Hun moeder, de mulattin Elizabeth Bijval, behoorde aan de uit Utrecht afkomstige Wolphert Jacob Beeldsnijder Matroos  en stond onder meer bekend als Betje van Beeldsnijder, de dochter van Adjuba van Betje van Beeldsnijder. Betje werd zelf pas  in 1810 gedoopt.

Naam Beeldsnijder Matroos, Beetje van
Doopnaam Elisabeth Sabina
Datum doop 1810-11-11
Overlijdensdatum 1830-03-11
 .
In de volkstelling van 1811 van Suriname worden zowel Betje van Beeldsnijder als haar zoon Ernst Matroos ruim een halve eeuw voor de afschaffing van de slavernij, met hun gezinnen vermeld als vrije kleurlingen die in Paramaribo woonden.

1170 Betje van Beeldsnijder & family 1131 278/ 26 Coloured
728 E. Matroos & family 708 278/25 Coloured
bron: https://deniekasan.wordpress.com/.../volkstelling-1811-suriname/

In 1811 the British held a census (in order to get control of the country and in order to levy taxes efficiently)
census_1811_Buschman_Signature.jpgJ. Buschman (white)
was living with M.E. Bijval (a free coloured woman) and children with initials M A C L and J.
[See: 1811 census reel 2, reference CO278/17 folio 58]

Ernst Matroos  was erfgenaam van zijn Moeder Betje van Beeldsnijder die tot haar dood aan de Joden Breedestraat  in Paramaribo woonde op La C nr 44.

(25937) De Exploiteur bij het Geregtshof te Suriname, zal op Vrijdag den 2den Julij 1841, des voormiddags om half negen uren, ten overstan van Heeren Gecommitteerde Raden uit gemeld Gereftshof, publiek bij Executie andermaal verkoopen; Het HUIS, staande op het vererfpacht Erf, gelegen aan de Joden Bredestraat, La. C.Nr 44 Nieuwe Wijk; aankomende E. MATROOS, als mede Erfgenaam van den Boedel wijle BETJE van BEELDSNIJDER.
Paramaribo, den 29 Junij 1841
R.GOLLENSTEDE,
Exploiteur

De voormalige koffie  plantage La Singularité aan de Cottica rivier was van koffie producent omgevormd tot een van de vele suiker plantages  die destijds suiker exporteerde naar Nederland.        Ernst Matroos was administrateur en later directeur van La Singularité.
In Amsterdam, Utrecht en op Curacao waren leden van de familie Beeldsnijder  in dienst van  de Verenigde Oost Indische Compagnie, (VOC) en de  West Indische compagnie  (WIC).  De tweeling van Betje van Beeldsnijder , Ernst Matroos en Jacob Matroos,  behoorden tot de Beeldsnijder Matroos clan en hun grootmoeder  van vader's kant, Catharina de Petersen, had banden met het hof van de Nederlandse koning. De broers van hun grootmoeder , waren invloedrijke koloniale overheidsfunctionarissen  die grote rijkdommen vergaarden uit de TransAtlantische slavenhandel en slavernij.
Catharina's zoon Wolphert Jacob Beeldsnijder Matroos arriveerde in 1770 in Suriname en was de eerste krantenuitgever van Suriname. Hij was bevriend met de Friderici en heeft ook als gouverneur  in Suriname ruim een jaar de scepter gezwaaid . Hij was de 'eigenaar' van Betje van Beeldsnijder.
drukkers vergunning voor Wolphert Jacob Beeldsnijder Matroos

Het zoeken naar je voorouders , hun namen, hun adressen, hun geliefden, hun kinderen, gaat niet van een leien dak als je zoekt naar voorouders die in slavernij leefden. De eigenaren,  administrateurs, direkteuren en blank officieren van de plantages staan jaar in jaar uit met naam en toenaam beschreven in de Surinaamse Almanac. De tot slaaf gemaakte dwangarbeiders daarentegen  zijn in negen van de 10 gevallen naamloos aan de werkplaatsen verbonden,  tenzij  een verkoop of vrijlating plaats vindt. Hun verhalen moeten nog geschreven worden. Hun levens moeten aan de geschiedenis ontfutseld worden.

La Singularité is  inderdaad  de bijzonderheid omdat voor mij een hoop genealogische knopen verbonden kunnen worden aan deze plantage  in mijn speurtocht naar voorouders. Majorina Elizabeth  Buschman was  de eigenaar, haar broer Ernst Matroos was samen met J.J. karsseboom de administrateur op deze plantage. Johan Francois Durepee was de direkteur  en deze Johan Francois Durepee kreeg hulp  van Ernst Matroos bij de manumissie van de tot slaaf gemaakte Jacoba, Karel en Carolina Drempt die de naam Durepee kregen bij hun manumissie. 

Volgens de Surinaamsche Almanac van 1835 hadden de families Buschman, Matroos, Karsseboom en Durepee,  op de plantage La Singularitee assistentie van de blank officieren J.L. van Heyst en J.L Potgielet om de 230 tot slaaf gemaakte mensen te onderdrukken en aan het werk te houden.
Het zijn mijn nicht Hella Matroos en de Surinaamse kunstenares Patricia Kaersenhout die mij  op het spoor zetten dat leidt naar  de oude stadskerk in Amsterdam waar  Jacob Matroos Beeldsnijder begraven ligt die de tweeling broer was van Ernst Matroos.

Onze eerste bestemming was de Oude kerk, gelegen aan de Nieuwmarkt. Een kerk, die zijn oorsprong vindt in het jaar 1213, tevens Amsterdam's oudste gebouw, heeft binnen zijn rijke geschiedenis een wel erg bijzonder verhaal liggen. Het vertelt ons het verhaal van een man, genaamd Jacob Matroos Beeldsnijder. Een man van Surinaamse afkomst, die een ruim gedeelte van zijn leven in onze hoofdstad [Amsterdam] heeft doorgebracht. Echter was hij een vrij man en de enige persoon met Afrikaanse komaf die in de kerk ligt begraven. Dit maakt het natuurlijk al erg bijzonder. Wat het nog specialer maakte, is dat drie van zijn directe nazaten, o.a. kunstenares Patricia Kaersenhout bij de tour aanwezig waren. Het was voor haar namelijk de eerste keer dat zij het graf van haar voorvader bezocht. Haar nicht Hella Matroos had na jaren van onderzoek naar de familiegeschiedenis ontdekt  dat  een voorouder als vrije man naar Amsterdam was gereisd. Dit maakte het een emotioneel, maar tegelijkertijd ook een bijzonder moment. bron:http://issuu.com/kitpublishers/docs/pagina_s_van_kb_amsterdam

Dit aanknopingspunt gaat in regelrechte lijn naar mijn grootmoeder Antoinette Francoise Johanna Matroos omdat  zij de zuster is van Reinier Hendrik Willem Matroos, de vader  van mijn nicht  Hella Matroos.  Reiner en Antoinette waren  kinderen van  Johan Francois Matroos 1864 -1832 , die bij zijn overlijden werd aangemerkt als planter en bedienaar bij begrafenissen.

 
Mijn overgrootvader,Johan Francois Matroos was de zoon van Petronella  Helena Matroos. Zij  was de dochter van Appolonia Hendrikzoon maar noemde zich Matroos.
                             


Petronella Helena Matroos woonde volgens genealoog Jacques Vrij tot haar derde levensjaar met haar moeder  Apolonia Hendrikzoon in het huis van Catharina Ulrica van Buckland waar ook Anna Christina Pagett woonde die in 1831 de moeder wordt van Wolphert Jacques Nicolaas Matroos.

         
Het is duidelijk dat er hier sprake is van een dikke verstrengelde kluit aan knopen die door de onderzoekers ontward moet worden. Het zoeken naar familie ten tijde van slavernij is makkelijk als ze vrij waren of eigenaren, direkteuren, blankofficieren, administrateuren waren maar zodra het op de tot slaaf gemaakte voorouders aankomt is het zoeken  een grote puzzel en lijkt het soms alsof je zoekt naar een naald in een hooiberg zelfs als de voorouders reeds vrij verklaard waren lang voor 1 juli 1863.

---Betje van Beeldsnijder geboren 1742- overleden 1830 behorende aan Wolfert Jacob Beeldsnijder Matroos is  een mullatin. 
Zij is dochter van de Vrije Adjuba van Betje van Beeldsnijder die in 1808 is overleden. De vrije karboegerin Anna van Betje van Beeldsnijder sterft in 1824.
Betje=Elizabeth Bijval  wordt in 1776 moeder van  Majorina Elisabeth  Bijval.
Betje=Elizabeth Bijval wordt in 1779 moeder van de tweeling Castor Jacob van Matroosen en Pollux Ernst van Matroosen.
De tweeling wordt samen met hun zuster Elisabeth in 1780 in Paramaribo gedoopt als onechte kinderen van de mullatin Elisabeth behorende aan Beeldsnijder.
In 1781 krijgen de tweeling hun manumissie brieven en worden naar Nederland gezonden om een opleiding te volgen.
Castor Jacob komt in 1817 te overlijden en wordt begraven in de Oude Kerk in Amsterdam waar hij als enige voormalige slaaf begraven ligt.

In de Almanac van 1835 wordt de plantage La Singularité aan de Commetewane in het Cottica gebied beschreven als eigendom van Majorin Elisabeth Bushman-Bijval.
Administrateuren waren J.L. Karseboom en Ernst Matroos.
Direkteur was Jean Francois Durepee
blankofficieren waren J.F. van Heyst en J.L. Potgielet 

Jean Francois Durepee was de zoon van lucia Walraven.
Hij vraagt manumissie aan voor Jacoba, Karel en Carolina Drempt. 
De familie Peneux Herdegen schenkt het kind Carolina aan Lucia Walraven maar wegens gebrek aan geld worden Ernst Matroos en Treheen gevraagd borg te staan voor de manumissie.
Jacoba, karel en Carolina worden na manumissie Durepee.

In de volkstelling van 1811 wordt melding gemaakt van Johanna van Heydorn . Zij is een mulatto seamstress,de moeder van Esther Johanna en Anna Petronella.
in 1828 wordt hoofdtax betaald door de Heydoorns voor Johanna, Jansje, Philipe Peter, Marie,Dorothea en Saraatje van Dorothea. (ara 1.01.1107 inv. 74)
Anna Petronella Heydoorn trouwt met W.P. Matroos. 

Louisa Hortensia Flaus is de moeder van Henriette Petronella Rilland . J.W. Matroos vraagt manumissie aan en Henriette wordt Henriette Petronella Matroos.

1790 September 23 is door mij ondergeteekende in de tegenwoordigheid van de volle gemeente broeder diacon de Ridder gedoopt een egt kind in met naame Wolphart Jacob. Vader Wolphart Weijer Beeldsnijder, moeder Johanna Frederica Elisabeth Muntz
1792 juni 24 is door mij onderget: voor de volle gemeente gedoopt een egt kind genaamt Werner Johan Philip Muntz. Vader W: W: Beeldsnijder, moeder J: F: E: Muntz egtelieden.
-----
 Hendrik Jan Tjoe Nij, de echtgenoot van mijn grootmoeder Antoinette Francoise Johanna Matroos,  koopt in 1940 een deel van de plantage Misgunst welke in 1811 geregistreerd stond als eigendom van de echtgenote van Weijer Beeldsnijder, Johanna Frederica Elizabeth Muntz. 

Mijn moeder, Carmen Agnes Dunker, gehuwd Tjoe Nij, was de dochter van Aloysius Dunker. Mijn grootvader Aloysius was de zoon van Carolina Wijngaarde gehuwd Dunker. Het speuren naar voorouders bracht mij op het spoor van een van de stam moeders van de familie Dunker, Carolina van Betten  ook bekend met haar slaven naam  Finisi, Phoenix.
 Carolina  Betten werd de echtgenote van Johan Friedrich Betten die een van de kopers was in 1841 van de plantage La Singularité en zo omsluit de cirkel  nu ook mijn voorouders van moeder's kant. Er is in mijn familie geen ontkomen aan slavendrijvers en tot slaaf gemaakten die op enig moment verbonden waren met La Singularite′

Suriname en Nederlandse Antillen: Vrijverklaarde slaven (Emancipatie 1863), Voornamen: Phoenix Carolina


Voornamen Phoenix Carolina
Achternaam Betten
Straat en huisnummer Gravenstraat 13
Plaats Paramaribo
Land Suriname
Locatie plantage Suriname
Borderelnummer PE076
Opmerkingen Erfgename boedel Christiane van Betten
Bronverwijzing Nummer toegang: 2.02.09.08, inventarisnummer: 229    bron gahetna.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten